01
Geschiedenis van Gemonde
Gemonde is een bijzonder geval. Het is het verhaal van een dorp dat geen dorp is; óf misschien wel vier.
Gemonde is een kleine plaats tussen Boxtel en Sint-Michielsgestel, gelegen aan de voet van een dekzandrug welke het dal van de Dommel flankeert. De bewoning bestaat uit twee straten met open lintbebouwing die deze welving volgen en kleine kern rondom de kerk. Daarbuiten vinden we nog enkele vrijstaande boerderijen en kleine buurtschappen.
De plaatsnaam Gemonde gaat al terug tot de 7e eeuw. In een 12e eeuws afschrift van een schenkingsakte uit 698/699 wordt het geschreven als Datmunda. Waarschijnlijk is dit een verschrijving van Gaimunda, een naam die teruggaat op het Germaanse gemuntha dat ‘monding’ of ‘samenvloeiing van twee wateren’ betekent. Deze betekenis sluit aan op de topografische situatie van het gebied waar de Beekse loop uitmondt in de Dommel.
Het beekdal en de dekzandrug vormden al een aantrekkelijk jacht- en leefgebied voor mensen in deze streek vanaf de midden-steentijd. Met de overgang naar de landbouw worden op de rug akkers aangelegd. Aanvankelijk zullen deze nog periodiek zijn opgeschoven, maar later worden deze meer permanent gecultiveerd. In de IJzertijd woont de gemeenschap te midden van het bouwland en begraaft zijn doden in een crematiegrafveld ten noorden hiervan.
In de Romeinse tijd wordt op het hoogste punt van de rug een villa ingericht met een stenen huis met een pannendak. Of het gebied in de 3e eeuw wordt verlaten, zoals elders in de regio, is nog de vraag. In de 7e eeuw vinden we hier de centrale hoeve van het domeingoed Gaimunda. De missionaris Lambertus stichtte er een missiekapel en het goed wordt geschonken aan Willibrord, die het vermaakt aan de abdij Echternach. De kapel groeit uit tot een kerk en Gemonde wordt een parochie.
Bestuurlijk is het gebied echter verdeeld tussen de heren van Boxtel en van Oud-Herlaer. In de 14e eeuw wordt de situatie nog verder gecompliceerd wanneer de hertog van Brabant de Bodem van Elde, een broek- en heidegebied ten oosten van Gemonde, in gebruik geeft aan de inwoners van Boxtel, Sint-Michielsgestel, Schijndel en Sint-Oedenrode. Daarmee komt de parochie onder vier schepenbanken (rechtsgebieden) te vallen, verdeeld over twee kwartieren: Peelland en Oisterwijk.
Uit de Late Middeleeuwen zijn in het latere dorpsgebied gebied een aantal hoeven bij name bekend. Interessant is het goed Berselaar dat viel onder de schepenbank van Sint-Oedenrode en het meeste westelijke deel van het rechtsgebied vormde. De vraag is of dit nog tot de oude bezittingen van de graven van Rode behoorde of dat het gaat om een nieuwe stichting, wellicht in relatie tot een claim op dit deel van de wildernis.
Gemonde was in de Late Middeleeuwen eerder een agglomeraat van verspreidde hoeven en gehuchten, dan een geclusterde nederzetting. Daar kwam pas verandering in de loop van de 17e en 18e eeuw.
Als de Meierij van 's-Hertogenbosch en al haar toebehoren in 1648 wordt toegewezen aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden komt de Sint Lambertuskerk in handen van de protestanten. Na de inval van de Franse troepen in 1672 kregen de katholieke inwoners van Gemonde echter toestemming om tegen de betaling van een recognitiecijns de mis te vieren in een schuurkerk. Deze werd gebouw bij het landgoed Twijnmeer aan de voet van de dekzandrug en werd een focuspunt voor de verdere ontwikkeling van een bewoningskern aan het Kerkeind en vormt de basis voor de huidige dorpskom.
02
Opgravingsputjes
Gemonde kenmerkt zich topografisch als een geclusterde kern rondom de kerk met lintvormige bewoning aan de toegangswegen van uit Boxtel met daaromheen enkel kleine gehuchten en vrijliggende boerderijen.
De nederzetting lijkt te zijn ontstaan enerzijds uit de verplaatsing van hoeven uit het akkerland naar de rand van het dekzandrug, op de overgang naar het vml. leembos- en natte heide gebied. Anderzijds heeft zich een clustering van bewoning plaatsgevonden rondom de nieuwe (schuur)kerk, die werd gebouwd op het landgoed Twijnmeer, nadat de oude kerk op Den Hogert in beslag was genomen door het Staatse gezag. Tot slot lijken enkele buurtschappen terug te voeren op afzonderlijke hoeven die op verschillende momenten werden ingericht in het gebied.
Op basis van dit nederzettingsmodel hebben we de locatie van de proefputjes gepland. Gebruik makend van de oudste kadasterkaarten hebben we hier zoveel mogelijk gekozen voor plekken die aan het begin van de 19e eeuw al onderdeel waren van een erf. In sommige gevallen ging dit om boerderijen die er toen al stonden, maar ook oude erven die nu verdwenen zijn, maar waarvan de plek nog steeds toegankelijk is, kwamen in aanmerking. Daarbij zochten we niet zozeer naar de fundamenten van de oude gebouwen zelf, maar veeleer de omliggende erven en moestuinen waar de materiële neerslag van de bewoning in de loop der tijd te verwachten is. Daarnaast kwamen ook andere verwachtingsvolle locaties in aanmerking en overige tuinen die door deelnemers voor onderzoek beschikbaar zijn gesteld.
Bij de opgraving hebben we gekozen voor een evenredige spreiding door het dorp. In totaal zijn er tijdens het weekeinde veertien proefputten onderzocht.
Impressie opgraving 2019
"Hij zei dat hij niks had met archeologie, maar nu is hij de fanatiekste van de groep. Morgen gaan we weer verder."
"We zouden er maar met zijn drieën staan, maar nu doen de buren met hun kinderen ook mee."
03
04
Resultaten van het onderzoek
In onderzoek