Community Archaeology in

Rural Environments

 Meeting Societal Challenges!

CARE is een samenwerking van vier Europese onderzoeksinstellingen gericht op de bescherming van cultureel erfgoed in mondiale veranderingen

Het onderzoek vindt plaats binnen een studie naar de ontwikkeling van historische dorpen, een van de prioriteiten van onze nationale archeologische onderzoeksagenda.

CARE onderzoekt op welke wijze publieksparticipatie in archeologisch onderzoek kan bijdragen aan het versterken van lokale gemeenschappen en nieuwe routes kan openen voor de studie van het verleden.

Een aanpak gebaseerd op kleine proefputjes gegraven verspreid door het dorp maakt het mogelijk dat iedereen mee kan doen: jong en oud.

Europees programma

Het onderzoek wordt uitgevoerd binnen het Joint Programming Initiative on Cultural Heritage (JPICH), een Europees onderzoeksprogramma gericht op het beschermen van cultureel erfgoed in mondiale veranderingen door internationale co-operatie. CARE is een samenwerking van de Universiteit van Lincoln (UK), Universiteit van West-Bohemen (CZ), de Adam Mickiewicz-Universiteit van Poznań (PL) en de Universiteit van Amsterdam (NL). Het project wordt gefinancierd door de nationale wetenschappelijke onderzoeksfinanciers van de betreffende landen. Voor Nederland is dat de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

De Europese dorpsgemeenschappen worden vandaag de dag geconfronteerd met ingrijpende veranderingen. Een snelle verstedelijking, toegenomen mobiliteit en technologische innovatie zetten het sociale weefsel onder druk. De structuren waarlangs sociale netwerken zich vormen veranderen. Voorheen speelden kerk, kroeg en verenigingsleven hierin een centrale rol, maar vandaag de dag zijn onze sociale netwerken veel minder nauw verbonden met de woonplaats. Dit heeft gevolgen voor de sociale samenhang van deze gemeenschappen. Het Community Archaeology in Rural Environments - Meeting Societal Challenges (CARE-MSoC) project onderzoekt in hoeverre archeologisch erfgoed, en het gemeenschappelijk ontdekken, bestuderen en behouden hiervan, kan bijdragen aan het versterken van lokale gemeenschappen en de kwaliteit van de leefomgeving. Het vertrekpunt zijn de successen die zijn geboekt met community archaeology in het Verenigd Koninkrijk, maar de vraag is in welke mate deze aanpak ook in andere Europese regio's toepasbaar is.

Onderzoekskader

Het overkoepelende onderzoek bestudeert in de hoeverre archeologisch erfgoed en in het bijzondere het gemeenschappelijk ontdekken, onderzoeken en behouden hiervan kan bijdragen aan het versterken van gemeenschapszin, het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving en het verlichten van maatschappelijke opgaven waarvoor plattelandsgemeenschappen worden gesteld. Daarbij wordt gekeken in welke mate de successen die in het Verenigd Koninkrijk met community archaeology op dit vlak zijn geboekt ook in andere culturele contexten toepasbaar zijn. Door het onderzoek op te zetten in internationaal verband, in verschillende Europese regio's, kunnen we inzicht krijgen in de factoren en processen die van belang zijn voor het welslagen van deze aanpak. Het onderzoek richt zich op drie thema's:

Dorpsvorming

Onderzoek naar de vorming en ontwikkeling van onze historische dorpen.


Sociaal effect

Onderzoek naar het maatschappelijk effect van participatory action research van ruraal archeologisch erfgoed.


Ontwikkelen leidraad

Ontwikkelen van een leidraad het opzetten van gemeenschapsarcheologisch onderzoek voor lokale erfgoedgemeenschappen en advies voor bestuurders en beleidsmakers.

 01


DORPSVORMING

Dorpsvorming

Het CARE-project onderzoekt op welke wijze publieksparticipatie in archeologisch onderzoek kan bijdragen aan bredere maatschappelijke opgaven. Dit stelt het erfgoed ten dienst van het versterken van de lokale gemeenschappen en opent nieuwe routes voor de studie van het verleden. Meer specifiek zal CARE zich richten op het onderzoek van de oorsprong en ontwikkeling van de nog bewoonde historische dorpen en gehuchten. Daarmee borduurt het voort op de uitkomsten van de Oogst voor Malta-synthese Village Formation in the Netherlands during the Middle Ages (AD 800-1600).

Het Nederlandse platteland kende aanvankelijk alleen verspreide bewoning (dispersed settlement). Later kwam daar geconcentreerde bewoning bij (nucleated settlement): dorpen, of concentreerde de plattelandsbevolking zich in dorpen. Wat dit betreft zijn er vermoedelijk grote regionale verschillen. Grotere nederzettingen zijn er in Nederland vanaf de Romeinse tijd (of al in de Late IJzertijd, zoals in buurlanden?). ‘Echte’ dorpen, met een compacte bebouwing en (beperkte) centrale voorzieningen voor het omringende platteland (waaronder meestal een kerk), verschijnen pas veel later, in de late middeleeuwen of de vroege nieuwe tijd. Over de achtergronden en verschijningsvormen van dorpsvorming, en bijvoorbeeld de rol van kerkstichtingen bestaan nog veel onzekerheden.


Dankzij historisch onderzoek zijn we eigenlijk wel goed geïnformeerd welke factoren in algemene zin een rol speelde in dorpsvorming. Curtis heeft deze gegroepeerd in vier thematische kaders:

  • Macht, dwang en heerlijkheid;
  • Collectief bestuur en het vastleggen van grondbezit;
  • Akkersystemen en het beheer van grondstoffen;
  • Urbanisatie en integratie in een markteconomie;


De antropoloog Silberfein onderscheid daarnaast nog vier sociale motieven voor mensen om bij elkaar te gaan wonen: defensieve, economische, juridische en religieuze relaties. Elk van deze factoren kan onderdeel zijn van een eigen netwerk en invloedsfeer die niet per se samen hoeft te vallen met een geografisch gebied. Zo kunnen kloosterbezittingen verspreid liggen over een omvangrijk gebied dat zich uitstrekt over verschillende landsheerlijke territoria.


Uit de synthese komt naar voren dat, in algemene, zin de meeste van de bovenstaande factoren wel een rol speelde bij het ontstaan en de ontwikkeling van deze plaatsen. Tegelijkertijd blijken lokale factoren en personen een grote rol te spelen in uitwerking hiervan op het niveau van het individuele dorp. Daardoor konden vergelijkbare processen leiden tot een verschillende topografie, terwijl dorpen met een vergelijkbare lay-out een geheel andere oorsprong konden hebben. Elk van de dorpen had zijn eigen, afzonderlijke ontwikkelingsgeschiedenis en geen ervan kan worden beschouwd als ‘typisch’ voor hun regio; hoewel er wel regionale trends zijn te onderscheiden.

Uit de verscheidenheid blijkt dat de vorming van dorpen niet zozeer het logische resultaat is van één specifieke factor of beslissing, maar veeleer de uitkomst van een context waarin aan een aantal condities werd voldaan die de vorming van een dorp mogelijk of opportuun maakte.

Het belang van de lokale factoren betekent dat om een uitvoerige synthese van dorpsvorming te kunnen maken, we dit proces eerst op een lokaal niveau moeten uitpluizen en begrijpen. Alleen dan is het mogelijk hier meer algemene trends uit af te leiden en een betekenisvol regionaal model op te stellen.

 02


SOCIAAL EFFECT

Sociaal effect

Onderzoek uit het Verenigd Koninkrijk stelt dat gemeenschapsarcheologie een probaat instrument kan zijn voor het samenbrengen van lokale gemeenschappen rond de geschiedenis van hun dorpen en helpt mensen te verbinden met hun woonplaats en met de mensen met wie ze er wonen. Het versterkt sociale cohesie en helpt mensen zich thuis te voelen. Archeologisch erfgoed onderscheid zich van andere gemeenschappelijke activiteiten in de tastbare connectie met het verleden van een plaats. Het CARE-onderzoek toets deze stelling en onderzoekt wat de succes- en faalfactoren hierbij zijn.

Gemeenschappen in dorpen en het buitengebied hebben te maken met verstedelijking, toegenomen mobiliteit en technologische innovatie waardoor het sociale weefsel onder druk staat. De structuren waarlangs sociale netwerken zich vormen veranderen en zijn nu minder nauw verbonden met de woonplaats dan voorheen. Dit heeft gevolgen voor de sociale cohesie van deze gemeenschappen.

Het CARE-project onderzoek in hoeverre het actieve bezig gaan met het archeologisch erfgoed van hun woonplaats mensen hiermee verbindt. Binnen de sociologie wordt dit aanduidt met binding. Dit versterkt de band met hun dorp en het gevoel er thuis te zijn (belonging). Door deze activiteit samen met buurtgenoten te ondernemen wordt het gevoel van saamhorigheid versterkt (bonding).


Het erfgoed van een dorp en de verhalen van de mensen die er wonen zijn wat een woonplaats eigen maakt. Dit wordt het beste zichtbaar wanneer we deze bekijken samen met de verhalen uit andere dorpen en streken. Door de verhalen te delen met dorpsgemeenschappen in de eigen regio, maar ook met regio’s elders in Europa zien we wat het dorp eigen en bijzonder maakt, maar ook wat andere dorpen kenmerkt. We zullen verschillen zien, maar ook veel zaken die hetzelfde zijn. Door elkaar deze verhalen te vertellen kunnen we groepen verbinden (bridging). Het eigene in Europees verband.

 03


LEIDRAAD

Leidraad gemeenschapsarcheologie

Gemeenschapsarcheologie is een betrekkelijk nieuw concept in de Nederlandse archeologie. Dit geldt voor de onderzoekers, maar evenzeer voor de erfgoedgemeenschappen waarmee samen wordt gewerkt. Een belangrijk deel van het CARE-project bestaat uit de ontwikkeling van een aanpak.

De deelprojecten die we tot dusver hebben gedraaid laten zien dat er grote verschillen bestaan tussen de deelnemende erfgoedgemeenschappen in hun ervaring met archeologie, de omvang van hun netwerk en hun organisatievaardigheden. Omdat eerdere ervaringen uit het Verenigd Koninkrijk, waar community archaeology beter is ingebed, niet één-op-één toepasbaar zijn op de Nederlandse situatie, is het opzetten van deze gemeenschapsarcheologie projecten een kwestie van leren door te doen. Proefondervindelijk zijn hieruit al verschillende succes- en faal-factoren aan het licht gekomen.


Binnen het CARE-project zullen we de opgedane ervaringen opwerken tot een draaiboek dat als leidraad kan dienen voor het organiseren van vergelijkbare projecten. Dit is in eerste instantie een ‘levend document’ dat meegroeit met het project en in opvolgende deelprojecten zal worden beproeft en geactualiseerd. Uiteindelijk kristalliseert dit uit in een best practice. Deze leidraad wordt vrij beschikbaar gesteld voor erfgoedverenigingen en gemeenten.

Doelstelling

Het CARE-project onderzoekt op welke wijze publieksparticipatie in archeologisch onderzoek kan bijdragen aan bredere maatschappelijke opgaven. Dit stelt het erfgoed ten dienst van het versterken van de lokale gemeenschappen en opent nieuwe routes voor de studie van het verleden. Aldus streeft CARE ernaar burgers, bestuurders en onderzoekers te verbinden in archeologisch erfgoed en van daaruit waarde te creëren voor elk van hen. Daarmee heeft het CARE-project een drieledige doelstelling:

Historisch wetenschappelijk doel

Relevante kennis genereren over dorpsvorming


Sociaal doel

Mensen samenbrengen in het onderzoek naar de geschiedenis van hun eigen woonplaats en daarmee:

  • Binding met de woonplaats versterken (binding)
  • Relatie met buurtgenoten verbeteren (bonding)
  • Contacten tussen groepen bevorderen (bridging)

Bestuurlijk doel

  • Input leveren voor beleidsmakers over mogelijkheden archeologisch erfgoed in te zetten als instrument voor verlichten maatschappelijke opgaven;
  • Leidraad ontwikkelen voor succesvol opzetten van gemeenschapsarcheologie projecten voor erfgoedgemeenschappen en burgerinitiatieven stimuleren

Methodologie

In het CARE-project gaan we samen met bewoners op zoek naar de ontstaansgeschiedenis van hun woonplaats. Hiertoe graven we kleine proefputjes op verschillende locaties in en om het dorp, veelal bij mensen in de eigen tuin. Aan de hand van het vondstmateriaal dat wordt verzameld kunnen we ons een eerste beeld vormen van de plaats en de omvang van bewoning op verschillende momenten in de tijd. Behalve dat dit waardevolle archeologische informatie verschaft over het ontstaan en de ontwikkeling van onze historische dorpen –een van de onderzoeksprioriteiten van de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie-, stelt het mensen in staat om op ontdekkingsreis te gaan in eigen dorp samen met hun buurtgenoten.

Proefputjes

De keuze voor kleine proefputjes maakt het mogelijk dat iedereen mee kan doen: jong en oud en zonder dat archeologische voorkennis nodig is. Deelnemers krijgen uitleg vooraf en worden gedurende het onderzoek begeleid door deskundige archeologen. Mensen doen zo nieuwe ervaringen op en worden aangemoedigd hun kennis en ervaringen te delen met anderen. Het mysterie van het onderzoek en de sensatie van de ontdekking van échte archeologische objecten maakt dit een spannende en aantrekkelijke activiteit. De effecten blijven niet beperkt tot de deelnemers zelf. Een dorpsbrede gemeenschapsarcheologie activiteit trekt bekijks van en stimuleert het uitwisselen van verhalen en anekdotes. Het toont de verbindende kracht van (archeologisch) erfgoed in actie.

Van kennismaking naar kennisvorming

Voor velen is het CARE-project een eerste kennismaking met het actief deelnemen aan archeologisch onderzoek. Deze deelname begint met het opgraven en verwerken van vondsten. Dit is met opzet omdat de focus nu ligt op een brede participatie. Gaandeweg zullen de deelnemers ontdekken dat de stukken aardewerk, glas en metaal en de bodemlagen waarin deze zijn aangetroffen informatie verschaffen over de mensen die voor hen in het dorp woonde en hoe deze informatie gebruikt kan worden om meer over hen en hun woonplaats te weten te komen. Om mensen ook deel te kunnen laten nemen in de meer kennisintensieve delen van het onderzoeksproces worden workshops. cursussen en video-instructies ontwikkeld. In het aanbod beperken we ons niet tot professionals, maar maken we ook gebruik van de kennis die er al bestaat binnen de erfgoedgemeenschappen.


Ambitie

CARE heeft de uiteindelijke ambitie om de regionale focus terug te brengen in het archeologisch onderzoek en door te groeien tot een proeftuin voor archeologie en cultuurhistorie waarin we onderzoek, onderwijs en publieksbereik (d.i. burgerparticipatie) samenbrengen en integreren. Deze moet een experimenteerruimte gaan bieden voor meerjarig, innovatief onderzoek en dienen als fieldschools voor studenten én niet-archeologen. Dit hoeft niet beperkt te blijven tot archeologie, maar kan tevens ruimte bieden aan historische geografie en bouwhistorische studies. De proeftuin moet een plek zijn waar kruisbestuiving kan plaatsvinden en waar uitwisseling plaats vindt van kennis en ervaring uit verschillende disciplines en maatschappelijke velden.